dinsdag 26 juni 2012

Een verhaaltje uit het Grote Sprookjesbos


Azuurblauw, zo zag de lucht eruit. De zon stond hoog aan de hemel te pronken en er viel geen wolkje te bespeuren. Alle dieren in het Grote Sprookjesbos waren goed gemutst vandaag. Bijna allemaal…
Mieke Mus zat met gebogen hoofdje aan de rand van de rivier. Een traan gleed over haar vogelwangen en spatte als een kristal uit elkaar op de grond.  Ze ging helemaal op in haar gedachten en merkte niet dat Meneer Adelaar naast haar was komen zitten. Hij staarde glimlachend naar het water dat zich al dansend een weggetje baande doorheen de rivier.

“Volgens mij is er voldoende water in de rivier.” zei meneer Adelaar na een poosje. Mieke Mus keek op en fronste haar vogelkopje. Meneer Adelaar keek haar met vriendelijke ogen aan en zei vervolgens:  “Ik denk niet dat de rivier van jou extra tranen verwacht om haar bedding te vullen.” Mieke Mus zuchtte. “Ik kan het niet helpen, meneer Adelaar, ik voel me verdrietig vandaag. Ik heb ruzie gemaakt met Elly..."                                                                
“Wil je er graag over praten? Ik heb twee oren om naar je te luisteren.” antwoordde meneer Adelaar. Opnieuw zuchtte Mieke Mus. “Het was iets stom. Elly Eekhoorn had een probleem, ik heb haar raad gegeven en dat is verkeerd uitgedraaid. Nu is ze boos op mij, terwijl ik het zo goed bedoelde!” 
"Mmmm…” antwoordde Meneer Adelaar vriendelijk. Het bleef een tijdje stil. 
"Ik kon toch niet weten dat mijn raad verkeerd zou uitdraaien? Dat is toch niet mijn schuld? Elly zou beter wat dankbaar zijn! ” jammerde Mieke Mus. Weer bleef het stil.
Meneer Adelaar tuurde nog steeds naar het water.      

Na enkele minuten opende meneer Adelaar zijn snavel weer:  “Toen ik nog heel klein was,  stond ik op een dag aan de oever van deze rivier, precies daar waar jij nu zit. Ik wilde heel graag aan de overkant geraken, maar ik geloofde dat mijn vleugels nog niet sterk genoeg waren om te vliegen. Ik stond hier net zo beteuterd als jij. Op zeker moment dook er een vis op uit het water. Deze vroeg me waarom ik zo sip was en ik vertelde hem mijn probleem. Hij zei me dat ik gewoon in het water moest springen en naar de overkant moest zwemmen. Hij vertelde me dat zwemmen heel gemakkelijk is en dat ik het gewoon eens moest proberen. Hij deed het immers elke dag. Ik deed wat hij zei en sprong in het water…  Nou, dat ging helemaal fout. Ik proestte het uit en verdronk bijna. Gelukkig kon ik me net op tijd vastgrijpen aan een tak en kon ik mezelf weer op het droge brengen. De vis was reeds lang verdwenen en ik bleef achter met een nat verenpak. Eén ding had ik geleerd; zwemmen was geen optie voor mij! Toen passeerde er langs de overkant een haas. Ook die vroeg me waarom ik zo droevig was. Hij gaf me de raad om een aanloop te nemen en gewoon over de rivier te springen. Hij verzekerde me dat het heel eenvoudig was, hij deed het immers elke dag. Ik aarzelde even, maar hij klonk zo overtuigend. Toen nam ik een grote aanloop. Ik duwde me af aan de kant en sprong. Ik besefte toen nog niet dat adelaars niet gemaakt zijn om grote sprongen te maken. Ik landde bijgevolg in het midden van de rivier.”
“Oh neen..” reageerde Mieke Mus. “En je kon niet zwemmen! Wat gebeurde er toen?”

“Ik zakte stilletjes naar de bodem en dacht dat dit het einde zou zijn. Toen voelde ik plots dat iemand me naar de kant bracht. Die ‘iemand’ was Ralf de Reuzenschildpad. Hij hielp me op het droge en luisterde in stilte naar mijn verhaal. Na afloop vertelde hij me niet wat ik moest doen. Hij gaf me geen oplossing voor mijn probleem, hij stelde me enkel en alleen deze vraag:  'Wat geloof jij dat je kan doen om aan de overkant te geraken?’  
“En? En? En? Wat gebeurde er toen? “ vroeg Mieke Mus nieuwsgierig.

Meneer Adelaar glimlachte. “Ik ben die dag niet naar de overkant van de rivier gegaan. Ik ben naar huis gewandeld en heb eens diep nagedacht over de vraag. Of beter; over het antwoord. Ik wist dat ik vleugels had gekregen om een bijzondere reden. Ik was alleen nog niet overtuigd dat ze me over de rivier zouden brengen. De dagen nadien ben ik gaan oefenen om mijn vleugels te gebruiken. Elke dag een beetje meer en een beetje verder. Na zeven dagen wist ik zeker dat ik de overkant van de rivier zou kunnen halen.” Meneer Adelaar glimlachte en zweeg.
“En? En? En?”  vroeg Mieke Mus ongeduldig. “Ben je aan de overkant geraakt?”

“Absoluut! Meer dan één keer zelfs! Het was de mooiste dag die ik ooit beleefd had. Niet zozeer omdat ik aan de overkant van de rivier geraakt was, al was dat natuurlijk ook heel bijzonder! Meer dan dat was ik zo blij omdat ik op mezelf vertrouwd had. En dat was het mooiste geschenk dat ik mezelf kon geven.”
“Wauw… dat is mooi, ik ben blij voor jou, meneer Adelaar. Maar dat lost mijn ruzie met Elly nog niet op…”
Meneer Adelaar draaide zijn reusachtig hoofd in de richting van Mieke Mus en legde zijn adelaarsvleugel om haar schoudertjes. “Van zodra je ontdekt dat Elly jou eigenlijk een geschenk gegeven heeft in de vorm van een wijs lesje, zal je niet kunnen wachten om de ruzie bij te leggen. Bovendien heeft Elly van jou ook een geschenk gekregen, maar dat is aan haar om te ontdekken.”

Mieke Mus glimlachte en gaf meneer Adelaar een zoen. “Ik denk dat ik nog iets te doen heb, meneer Adelaar…” zei ze terwijl ze  rechtstond. Meneer Adelaar schonk haar nog een bemoedigende knipoog.

Alle dieren in het Grote Sprookjesbos waren goed gemutst vandaag... tenminste aan het einde van de dag! ;-)